In 1794 werd in de Remonstrantse kerk (Oude Delft 102) een 24-jarige vrouw uit Guinea gedoopts. Ze kreeg de doopnamen Maria Zara Johanna. Ze was de dochter van Cajo Sainquo Niabi en Masa Oribo. Maria vertelde dat zij in Zoogwoin was geboren, een dagreis van Elmina, Ghana.
Op een veiling in Demerary (Guyana) werd zij gekocht door meneer Hekker, die haar meenam naar Nederland. Hekker weigerde in eerste instantie haar te laten dopen maar de Kerkenraad haalde hem over.
Van de doop is een gravure gemaakt en er is een hele pagina aan gewijd in het doopboek. Toch was zij niet de enige of zelfs de eerste. Op 15 april 1682 werd in Delft de ‘geweeze slaaf Arange, genaamt Adriaan, een zwarte, geboortig van de kust van Malabar’ (India) gedoopt. Dit gebeurde in het huis van zijn voormalige eigenaar, de heer Van Goens. En op 11 juli 1651 werd Catharina, geboren in Coromandel (India), meegenomen naar Delft als zoogster voor een kind van een VOC-commandeur, en op haar ziekbed gedoopt.