Pieter van Santen is een telg uit een rijke Delftse brouwersfamilie. Hij werkt in ‘Guinea’ en in Japan, als waarnemend opperhoofd in 1633.

Bij terugkeer naar Delft brengt hij een onwettige, natuurlijke dochter mee, Maria. De boedelinventaris die na zijn overlijden wordt opgemaakt, laat een grootaandeelhouder zien. Hij had 7000 gulden aandelen in de VOC-Kamer Delft, tegen een koers van 360 procent, voor 3000 gulden obligaties op de Kamer Delft tegen 4 procent per jaar en 18.700 gulden obligaties op de Kamer Amsterdam.

Daarnaast had hij voor 3000 gulden aandelen in de Kamer Amsterdam geleend van zijn zuster Elisabeth evenals 24.000 gulden te goed van Johan van Tol wegens aandelen in de Kamer Amsterdam, wellicht wegens verkoop daarvan. Ook bezat hij voor 6000 gulden aandelen in de Kamer Rotterdam. De helft was verkocht tegen een koers van 360 procent, de andere helft tegen 437 procent; samen hadden zij 21.600 gulden opgebracht.

Anna Spiering (zijn tweede vrouw) had nog eens voor 23.000 gulden aan obligaties in de VOC ingebracht in het huwelijk.

Bron

• Nancy Jouwe, Gerrit Verhoeven, Ingrid van der Vlis, 2023. Rapport Slavernijverleden van Delft. Delft, juni 2023 (87 pp.) [met medewerking van Marion Claessens en Bas van der Wulp].