In 1713 koopt regent mr. Philip Willemsz Dedel, Delfts vroedschapslid, voor 22.000 gulden dit huis en in 1725 vererft hij het aan zijn dochter Catharina Maria van Dedel. Zij gaat er wonen met Gaspar Rudoph van Kinschot, die stadssecretaris is van Delft en bewindhebber bij de WIC. 

In 1738 laten zij een achterkamer in het huis van onder tot boven betimmeren met tropisch hout uit Ambon en voorzien van een fraai stucplafond. Er komen ook een gebeeldhouwde marmeren schoorsteenmantel en vele kostbare meubels. Het geheel kost 9.500 gulden, een bedrag waarvoor men destijds een heel grachtenpand kon kopen. De kamer heet sindsdien de Ambonkamer.

In de Molukken, op Ambon zelf is begin 18^e eeuw zeker de helft van de bevolking slaafgemaakten. Naast hout zijn vooral in de zeventiende eeuw kruidnagel en nootmuskaat belangrijke exportproducten die in de Molukken door slavenhanden worden geproduceerd en geoogst en eenmaal in Delft aangekomen worden schoongemaakt door Delftse kruidlezers (zie ook Achterom 61).

Bronnen

• Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum, Merve Tosun (red), 2021. Slavernij herbezien: Visuele bronnen over slavernij in de Indonesische archipel en de Indische Oceaan. Edam: LM Publishers
• Achter de Gevels van Delft