Historische Achtergrond
De Utrechtse Heuvelrug is een zandrug die zich uitstrekt van het zuiden van de provincie Noord-Holland (Huizen) door de provincie Utrecht met als zuidelijkste punt de Grebbeberg bij Rhenen. De Utrechtse Heuvelrug heeft meerdere ‘toppen’ boven de 50 meter. Het hoogste punt is de Amerongse Berg met 69,2 meter boven zeeniveau.
Eind zeventiende eeuw worden langs de randen van de Heuvelrug de eerste landgoederen en buitenplaatsen gesticht. Dat proces raakt in een stroomversnelling in de negentiende eeuw. Dan begint men ook de heide te ontginnen en bebossen. Toen in 1815 de weg van De Bilt naar Rhenen werd bestraat nam het aantal buitenplaatsen sterk toe. In het zuidelijke deel zijn thans nog circa 80 buitenplaatsen te herkennen.
Met het ontstaan van de buitenplaatsen ‘ontstaat’ ook de link die het gebied heeft met de VOC en de WIC. Families die hun kapitaal ontlenen aan handel met of beleggingen in de Oost en de West investeren hun geld steeds meer in persoonlijke luxe. De buitenhuizen nabij de stad Utrecht (en hetzelfde vond plaats vanuit Amsterdam) vormen hier een tastbare erfenis van.
Sporen
De fietsroute langs de Utrechtse Heuvelrug laat zien dat de banden met De Oost en De West duidelijk aanwezig zijn, maar ook variëren in aard en karakter. Zo had familie Hasselaer, eigenaren van Kasteel Groeneveld te Baarn, grote belangen in zowel de VOC als de WIC. Deze belangen duurden vele eeuwen. Zo weten we van Cornelia van Limburg Stirum (Landgoed Beukenburg) dat zij bij de Emancipatie van 1863 gecompenseerd werd voor het ‘verlies’ van vrijverklaarde slaven.
Tegengeluid is er natuurlijk ook hier te horen. Zo is Eugène van Tuyl van Serooskerken (landgoed Vollenhoven) de secretaris-penningmeester van de Maatschappij ter bevordering van de afschaffing van de slavernij. Deze anti-slavernij vereniging had op zijn hoogtepunt in 1857 ongeveer 670 leden in heel Nederland.