In de zestiende eeuw wordt suiker via Portugese handelaren een belangrijk artikel voor de Nederlandse markt. In Delft zijn omstreeks 1600 al minstens drie suikerbakkers actief. De vroegst vermelde was Cornelis Reijmbrantsz, die uit Schiedam naar Delft verhuist. De WIC weet de Portugezen als tussenhandelaren uit te schakelen en zorgt door rechtstreekse import voor grotere verspreiding van het suikergebruik. Dankzij de potentie van Brazilië en suikerhandel wordt slavernij nu echt cruciaal voor de WIC.
De Delftse suikerkoopman Hendrik Lintlage woont kort op dit adres. Hij verkoopt zijn huis met suikerbakkerij in 1640 voor 4000 gulden aan Adriaan Heinsius, die zich ‘raffinadeur’ noemde, net als zijn vader Anthonij. Zij maken fortuin en worden lid van de Veertigraad. Adriaans zoon Anthonij Heinsius (1641-1720) kan mede dankzij het familiekapitaal studeren en een glansrijke ambtelijke carrière opbouwen: hij is secretaris en pensionaris van Delft, bewindhebber van de VOC-Kamer Delft en vanaf 1688 raadpensionaris. Op de grafzerk van de familie in de Oude Kerk wordt zijn bewindhebberschap vermeld.
Bron
- Nancy Jouwe, Gerrit Verhoeven, Ingrid van der Vlis, 2023. Rapport Slavernijverleden van Delft. Delft, juni 2023 (87 pp.) [met medewerking van Marion Claessens en Bas van der Wulp].