Op het huis Oudegracht 80 is in 1920 een gevelsteen met de titel ‘De Spaansche zee’ aangebracht. Dit opschrift verwijst naar de naam die dit huis in 1623 had. De gevelsteen toont een driemaster met in iedere mast een wapperende Nederlandse vlag. Schepen waren voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West Indische Compagnie (WIC) van cruciaal belang om producten uit Indië of Suriname te vervoeren. Mannen als Joan Gideon Loten en Stephen van der Haghen, die wij op deze routen leren kennen, hadden een levenswerk aan het ontnemen van handel aan de Spanjaarden en Portugezen, het veranderen van de ‘Spaanse’ zee in de ‘Nederlandse’ zee. Het ging hierbij om specerijen als kruidnagel, nootmuskaat en peper, maar ook om koffie, thee en cacao. In de zeventiende eeuw waren deze producten – het woord zegt het al – peperduur.
Niet alleen waren de specerijen duur omdat ze zeldzaam waren, maar ook het vervoer kostte veel geld. Scheepsreizen duurden in die tijd zeer lang, heen en terug naar Indië was men al snel langer dan een jaar onderweg. De risico’s voor de opvarenden waren ook groot, schepen vergingen en ook werden veel van de opvarenden ziek. Er zijn gevallen bekend dat minder dan de helft van de opvarenden terugkeerde.
In de 17e eeuw verkreeg de VOC een monopolie op de handel in nootmuskaat, foelie en kruidnagelen. Jan Pieterszoon Coen roeide in 1621 een groot deel van de bevolking van de Banda-eilanden uit en verdreef de rest. De ontvolkte eilanden werden vervolgens gekoloniseerd met koelies, die uitsluitend aan de compagnie leverden. Dit was weinig anders dan slavernij. In de 18e eeuw begon men ook buiten Indië specerijen te verbouwen en liep de verdiensten van deze handel voor de VOC snel terug.