De Wageningse zussen Carolina Henriëtte Maria Johanna en Anna Maria Adriana van Daalen zijn in 1863 mede-eigenaren van de Surinaamse koffieplantage Zorgvliet. Deze aandelen zijn in hun bezit gekomen via de familie Phaff aan moederskant van de familie. Beide zussen ontvangen daardoor in 1863 ieder 987,5 gulden, voor die tijd een groot bedrag. De levens van Carolina en Anna, in de hoogste rangen van de Wageningse sociale kringen, staan in fel contrast met de levens van de slaafgemaakte personen op plantage Zorgvliet.
De slaafgemaakten moeten soms wel werkdagen van vijftien uur lang maken. Het werk bestaat onder andere uit het planten van bomen, het plukken, drogen en stampen van koffiebessen. Op deze koffieplantage in het gebied Beneden Commewijne in Suriname leefden in 1863 ongeveer 77 mensen. Ook na de emancipatie was de doorwerking van slavernij zichtbaar: veel voormalig slaafgemaakten en hun nakomelingen moesten aan de slag als landbouwer, wasvrouw of houtdelver.