De Surinaamse Anna van Vossenburg woont haar hele volwassen leven in De Olde Munte, bij het echtpaar Hester de Vree en Johan Brantsen. Anna heet Van Vossenburg naar de plantage waar zij rond 1710 in slavernij is geboren. Op de suikerplantage Vossenburg wonen dan ongeveer honderd mensen. Zij verrichten zware dwangarbeid.
In het grootboek van 1 januari 1728, met het opschrift ‘Slaevenreekening van de plantage Vossenburg’ staat Anna aan de verlieskant genoteerd, naast twee andere verliezen: ‘kind van Nani, gestorven’ en Hans, die ook in slavernij was gestorven.
Anna begeleidt de dochters van de plantage-eigenaar Hester en Johanna de Vree in 1727 als zij na de dood van hun vader uit Suriname vertrekken. De familiekroniek beschrijft haar als ‘een Zwarte meid. Die naderhand gedoopt en haare belijdenis gedaan heeft’. Huidskleur was bepalend voor de status. Anna was niet vrij toen ze Suriname verliet. In Arnhem was ze juridisch wel vrij. Ze bleef gebonden-verbonden aan de familie.