In de Veerpoortstraat in Doesburg wonen Catharina Meijer en haar man Jacob Constantijn Vereul. Catharina krijgt bij de afschaffing van de slavernij in 1863 een aanzienlijk bedrag voor haar aandelen in de suikerplantage Nieuwzorg. Deze aandelen heeft ze ontvangen uit de familie-erfenis van haar man. De Vereuls hebben een grote bijdrage geleverd aan de slavernij in Suriname. Zo hebben ze er begin achttiende eeuw een plantage gesticht en houden ze zich sindsdien actief bezig met het beheer op de plantages. Vanwege hun belang bij slavernij verzetten ze zich actief tegen verbeterde leefomstandigheden van slaafgemaakten.
Bij de emancipatie van 1863 krijgen relatief veel vrijgelatenen van plantage Nieuwzorg dezelfde familienaam, zoals ‘Bakboord’, wat erop wijst dat meer mensen familie van elkaar waren dan op andere plantages. De plantage raakt na 1863 buiten bedrijf en op de plek verrijst later een klein dorp met enkele voorzieningen.