Op 13 november 1785 wordt in de kerk naast Kasteel Rosendael een ‘Afrikaansche moor’ gedoopt, in dienst van baron Torck van Rosendael. De dopeling heet voortaan Willem Stedman, naar zijn vorige baas én eigenaar: de Schots-Nederlandse militair John Gabriël Stedman, beroemd door zijn tekeningen die tonen hoe slaafgemaakten gemarteld worden.
In Suriname heet Willem nog Quaco. Hij is als kleine jongen ontvoerd in Afrika en verkocht. In Paramaribo dient hij als slaaf en wordt hij uitgeleend aan Stedman. Die koopt Quaco voor 500 gulden en neemt hem mee naar Nederland. Hier komt Quaco vrij. In 1792 vaart hij als VOC-matroos naar Batavia.