[:nl]
De stad Utrecht heeft nooit een rol gespeeld binnen de VOC of de WIC. Zij heeft door haar ligging echter wel altijd ten volle geprofiteerd van de welvaart die voortkwam uit de handel met de overzeese gebiedsdelen.
De Oudegracht, welke rond de 10e eeuw gegraven werd verbond de Vecht met de Kromme Rijn en daarmee de waterwegen rond Amsterdam met de delta van de Rijn. Hiermee werd het vervoervan goederen vanuit Amsterdam naar het zuiden en naar het oosten vergemakkelijkt. Utrecht profiteerde van de mogelijkheid voor handel en overslag. De werven en werfkelders die langs de Oudegracht en de Nieuwegracht ontstonden in de 12e en 13e eeuw zouden hun functie behouden tot in de 19e eeuw. Onder invloed van de Industriële Revolutie en het graven van grotere kanalen langs de stad verloor het historische centrum haar functie als economische motor van de stad.
Als handelscentrum trok het mensen die hun geld verdiend hadden met de handel in de Oost en in West-Indië. Ook tot slaaf gemaakten die na hun komst naar Nederland volgens Hollands recht vrij man of vrouw werden, vestigden zich in steden als Utrecht. In Utrecht ontmoeten echter niet alleen het slavernijverleden en de verrijking als gevolg van de handel elkaar, maar ook de culturele en politieke wortels van wat in de 19e eeuw het streven naar abolitionisme – afschaffing van de slavernij – zou worden.
Eind 18e eeuw kwamen met de Franse Verlichting ook de opvattingen omtrent de gelijkwaardigheid van de mens naar Nederland. Dit uitte zich vooral in het groeiend verzet tegen de macht en de rijkdom van stadhouder en regenten, maar ook het besef dat slavernij mensonterend was. Utrecht was een van de steden waar het verzet van de patriotten tot een opstand leidde: in 1786 werd de vroedschap van Utrecht uit haar macht gezet. Hoewel de opstand met behulp van Oostenrijkse troepen werd neergeslagen, luidde het het begin van het einde in. Nog geen 10 jaar later werd de Bataafse Republiek ingesteld. In de Bataafse Republiek werden een aantal ideeën uit de Franse Revolutie overgenomen en in de wet vastgelegd, zoals de eenheidsstaat, scheiding van kerk en staat, gelijkberechtiging en kritiek op de slavernij. Deze hervormingen zouden na 1813 overgenomen worden door het Koninkrijk der Nederlanden.
De Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Afschaffing der Slavernij opgericht in 1842, kende in Nicolaas Beets en enkele andere vooraanstaande inwoners van Utrecht belangrijke voorvechters van het abolitionisme. Dit beperkte zich niet alleen tot de slavernij in Nederlandse koloniën: er werd ook geld ingezameld voor de vrijgemaakte slaven in de Verenigde Staten. Het zou overigens nog ruim twintig jaar duren voordat de slavernij ook in Suriname en de Antillen afgeschaft werd. [:]